30.06.2011

Onteigening versus erfdienstbaarheden van openbaar nut

EEN ERFDIENSTBAARHEID VAN OPENBAAR NUT?
Het verschil tussen een onteigening en een erfdienstbaarheid van openbaar nut is dat bij een erfdienstbaarheid van openbaar nut het eigendomsrecht volledig in handen van de private eigenaar blijft, doch dat deze laatste bepaalde lasten moet dulden. De private eigenaar behoudt dus zijn eigendomsrecht, maar dit recht wordt aan beperkingen onderworpen. Bij de vestiging van een erfdienstbaarheid van openbaar nut is de overheid meestal geen enkele vergoeding verschuldigd, al bestaan er uitzonderingen.

Bij een onteigening verliest de private eigenaar zijn eigendomsrecht aan de onteigenende overheid. Deze laatste is hiervoor aan de eigenaar (en in bepaalde gevallen aan de houder van een zakelijk of persoonlijk recht op het betreffende goed) steeds een voorafgaande en billijke schadeloosstelling verschuldigd.

 

 

Een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut wordt steeds geregeld in een bijzondere wettelijke bepaling. Deze wettelijke erfdienstbaarheden zijn niet te vergelijken met de zuiver privaatrechtelijke erfdienstbaarheden[1], en voldoen in de meeste gevallen ook niet aan de essentiële bestanddelen van de privaatrechtelijke erfdienstbaarheden. Zo worden zij niet noodzakelijk gevestigd ten voordele van een heersend erf, maar louter tot algemeen nut (bvb. elektriciteitsleiding op de gevel van een huis).

In de meerderheid van de rechtsleer wordt de wettelijke basis voor de wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut gevonden in artikel 649 en 650 van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 649 B.W.: De erfdienstbaarheden die door de wet gevestigd zijn, beogen het algemeen of het gemeentelijk nut, of het nut van bijzondere personen.

Art. 650 B.W.: Die welke gevestigd zijn tot algemeen of tot gemeentelijk nut, betreffen de voetpaden langs bevaarbare of vlotbare rivieren, het aanleggen of herstellen van de wegen en andere openbare of gemeentelijke werken. Alles wat deze soort van erfdienstbaarheid betreft, wordt door bijzondere wetten of verordeningen geregeld.

 

 

OVERZICHT VAN ERFDIENSTBAARHEDEN VAN OPENBAAR NUT VOOR NUTSINFRASTRUCTUUR
Niet alle nutsvoorzieningen beschikken over een wettelijk kader dat de vestiging van wettelijke erfdienstbaarheden toelaat.

Wettelijke erfdienstbaarheden zijn voorzien voor:

ELEKTRICITEIT
Wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening

Art 14:

Staat, de provinciën en de gemeenten, alsmede de vergunninghouders, in de mate waarin zij door de vergunningsakte daartoe zijn gemachtigd, hebben het recht :
1° Op blijvende wijze steunen en ankers aan te brengen voor bovengrondsche electrische energiegeleidingen, aan de buitenzijde van de muren en gevels die uitgeven op den openbaren weg; dit recht mag slechts worden uitgeoefend onder de voorwaarden bepaald bij de algemeene verordeningen voorzien bij artikel 21;
2° De electrische energiegeleidingen boven de private eigendommen laten doorgaan zonder vasthechting noch aanraking, onder dezelfde voorwaarden als die vermeld in bovenstaand 1°;
3° De boomtakken af te hakken die dicht bij de bovengrondsche electrische energiegeleidingen hangen en die kortsluitingen of schade aan de geleiding zouden kunnen veroorzaken.
Behoudens de dringende gevallen, wordt het recht boomtakken af te hakken echter afhankelijk gesteld, hetzij van de weigering van den eigenaar zulks te doen, hetzij van het feit dat bedoelde eigenaar gedurende een maand het desbetreffend verzoek zonder gevolg heeft gelaten.

Art 15:

De regeering, na onderzoek en bij beredeneerd koninklijk besluit, mag verklaren dat het van algemeen nut is electrische lijnen aan te leggen boven of onder private onbebouwde gronden, die niet door muren of dergelijke omheiningen zijn afgesloten.
Door deze verklaring bekomt de belanghebbende onderneming het recht bedoelde lijnen aan te leggen boven of onder deze gronden voor het toezicht daarop te zorgen en de onderhouds- en herstellingswerken uit te voeren, dit alles onder de bij bedoeld besluit bepaalde voorwaarden.
De regeering mag, onder dezelfde voorwaarden, den houder eener wegenistoelating machtigen de bij artikel 14 bepaalde rechten uit te oefenen.

Elektriciteitswet 29 april 1999: /

Elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000: /

 

AARDGAS
gaswet van 12 april 1965

Artikel 10

Na onderzoek kan de Koning van openbaar nut verklaren het oprichten van een gasvervoerinstallatie onder, op of boven private gronden die niet bebouwd zijn en die niet omsloten zijn met een muur of met een omheining die overeenkomt met de bouw- of stedebouwverordeningen. Deze verklaring van openbaar nut verleent aan [de houder van een vervoervergunning], ten voordele van wie zij wordt gedaan, het recht gasvervoerinstallaties op te richten onder, op of boven deze private gronden, het toezicht op deze installaties te houden en de werken uit te voeren die nodig zijn voor de werking en het onderhoud ervan, onder de voorwaarden welke in die verklaring zijn genoemd. Met de uitvoering van de werken mag eerst een aanvang worden gemaakt twee maanden nadat de belanghebbende eigenaars en huurders op de hoogte zijn gebracht bij ter post aangetekend schrijven.

 

Aardgasdecreet van 6 juli 2001

Artikel 17

Voor de aanleg van een aardgasleiding dienstig voor de uitbouw van een aardgasdistributienet, en een directe leiding moet een toelating verkregen worden van de eigenaar van het domein waarop of waaronder de aardgasleiding of de directe leiding aangelegd zal worden. Indien de eigenaar van het domein geen toelating wil geven, kan de minister, na onderzoek, de toelating geven via een verklaring van openbaar nut.

De Vlaamse regering stelt de nadere toepassingsregels, procedures en criteria vast. Die moeten objectief en niet-discriminatoir zijn.

De toelating voor de aanleg van een directe leiding kan afhankelijk worden gesteld van een weigering van toegang tot het aardgasdistributienet of van het ontbreken van een aanbod tot gebruik van een aardgasdistributienet tegen redelijke economische en technische voorwaarden.

De Vlaamse regering stelt de rechten en de verplichtingen in hoofde van de houders van een toelating vast voor het aanleggen van een aardgasleiding, bedoeld in het eerste lid.

 

Aquafin

Wet oppervlaktewateren 26 maart 1971

Art 32 octies§3

De rechten en verplichtingen zoals bepaald in de artikelen 9 tot en met 16 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, zijn van toepassing op de in artikel 32septies, § 1 bedoelde vennootschap bij de vervulling van de haar in toepassing van onderhavige wet toevertrouwde taken.

Besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 1991 houdende vaststelling van regelen met betrekking tot de uitvoering van werken door de N.V. Aquafin in toepassing van de artikelen 32septies en 32octies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging

Verduidelijkt de administratieve procedure voor het bekomen van een Verklaring van Openbaar Nut van de Vlaams Minister bevoegd voor Leefmilieu.

De afhandelingen van deze dossiers gebeurt door de VMM, afdeling Economisch Toezicht.

Elektronische communicatie

Kabel: Decreet betreffende radio-omroep en televisie 27 maart 2009 (mediadecreet)  Art. 200 § 1 – §8

Telefoon: Wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven – Titel III: telecommunicatie – hoofdstuk IX: kabels, bovengrondse lijnen en bijhorende uitrustingen

 

 

Art 99§1

Elke operator van een openbaar telecommunicatienet) heeft het recht kosteloos, voor de aanleg van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, op blijvende wijze steun te nemen op muren en gevels, die uitgeven op de openbare weg, gebruik te maken van open en onbebouwde gronden of eigendommen zonder aanhechting of aanraking te overspannen of te overschrijden

 

 

Voor volgende nutsvoorzieningen zijn geen wettelijke erfdienstbaarheden voorzien:

Drinkwater en afvalwater -Drinkwaterdecreet 24 mei 2002 voorziet niet in enige mogelijkheid

Gas – De boven geciteerde bepalingen uit de gaswet en het gasdecreet gelden slechts in een beperkt aantal gevallen (niet bebouwde percelen). Voor het overige bestaan geen erfdienstbaarheden en dient teruggegrepen naar het middel van de onteigening.

De voornoemde wetgeving is hoofdzakelijk terug te vinden op de EMIS-databank: http://navigator.emis.vito.be; en ook in de databank van de FOD Justitie: http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm

[1] ZIE H. VANDENBERGHE, “Recente ontwikkelingen in het zakenrecht: de evolutie van de erfdienstbaarheden en het vruchtgebruik” IN Zakenrecht – Bijzondere overeenkomsten, Brugge, Die Keure, Notariële actualiteit 8, p. 24:

“De erfdienstbaarheden van openbaar nut zijn echter in vergelijking met de wettelijke erfdienstbaarheden van privaat nut in grote mate ‘oneigenlijk’ te noemen., gelet op het feit dat niet alleen de algemene definitie van erfdienstbaarheden niet in al zijn elementen io en van toepassing is, maar ook op het feit at deze grondlasten de openbare orde raken en onderworpen zijn aan het administratief recht ipv aan het gemeen recht van het Burgerlijk Wetboek”.