16.02.2011

Belgische staat veroordeeld tot uitbetaling copernicuspremie aan het operationeel politiepersoneel

VONNIS RB BRUSSEL  28 SEPTEMBER 2010
Volgens een vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 28 september 2010 heeft het operationeel kader van de lokale en federale politie ook recht op de zogenaamde “Copernicuspremie” (=dubbel vakantiegeld als gevolg van de Copernicushervoming van de federale overheid).

Volgens de rechtbank van eerste aanleg is het KB van 16 januari (dat de Copernicuspremie enkel toekent aan het burgerpersoneel van de politie) in strijd met het eenheidsstatuut (zoals bepaald in artikel 119 WGP) en is er een schending van het gelijkheidsbeginsel omdat het KB de “Copernicuspremie” niet toekent aan het operationeel kader.

De rechtbank veroordeelt de federale overheid:

om het bedrag van de “Copernicuspremie” voor de jaren 2002 tot 2007 berekenen voor de betrokkenen binnen de vijf maanden na de betekening van het vonnis (met een dwangsom van 25 euro per dag vertraging per betrokkene);
tot betaling van de “Copernicuspremie” voor de jaren 2002 tot 2007 aan de betrokkenen binnen de zeven maanden na de betekening (verhoogd met de moratoire intresten).
Alhoewel het vonnis in principe enkel geldt voor de politieambtenaren die naar de rechter zijn gestapt, is het duidelijk dat alle politieambtenaren de premie zouden kunnen eisen. De “Copernicuspremie” bedraagt 92% van 1/12 van het jaarlijkse brutoloon (gemiddeld ongeveer 10.000 euro per politieambtenaar).

Volgens een berekening van het kabinet Binnenlandse Zaken betekent dit een bijkomende kost van in totaal 394 miljoen euro voor de geïntegreede politie. Ongeveer 131 miljoen euro voor de federale politieambtenaren (ongeveer 9500 politieambtenaren) en 263 miljoen euro voor de lokale politieambtenaren (ongeveer 28000).

Intussen raakte bekend dat de de Belgische Staat op 25.02.2011 beroep heeft aangetekend tegen het vonnis van 28 september 2010.

 

DE COPERNICUS-SAGA CONTINUES…
Navolgend op dit vonnis is een ware stormloop op de rechtbanken ontstaan, waarbij nu ook lokale politieambtenaren de lokale zones aanspreken in betaling van de copernicuspremie.

K.B. VAN 29 APRIL 2009
Intussen heeft de federale overheid de regelgeving voor het politiepersoneel opnieuw gewijzigd, in een poging om aan de problematiek te verhelpen.

Bij artikel 1 van het K.B. van 29 april 2009 wordt in de RPPol een artikel XI.III.4bis, onder een hoofdstuk IIbis ‘het vakantiegeld’, ingevoegd.

Het besluit treedt retroactief in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel XI.III.4bis RPPol bepaalt heden:

De personeelsleden genieten jaarlijks een vakantiegeld waarvan het bedrag voor volledige prestaties gedurende het gehele referentiejaar wordt vastgesteld op 92 % van een twaalfde van de jaarwedde, gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen, die verschuldigd is voor de maand maart van het kalenderjaar. Voor het overige wordt het berekend en toegekend volgens de nadere regels die gelden voor het personeel van de federale overheidsdiensten.

De personeelsleden genieten evenwel het vakantiegeld berekend volgens de regels van vaststelling voor het personeel van de federale overheidsdiensten indien dat voor hen gunstiger is

In artikel XI.III.4, eerste lid, RPPol, wordt de bepaling onder 3° opgeheven! Het huidige artikel XI.III.4 luidt nu als volgt:

Art. 11.3.4.Onverminderd de bijzondere bepalingen door Ons bepaald voor wat 2°, betreft, genieten de personeelsleden, volgens de bedragen en voorwaarden vastgesteld voor de toekenning ervan aan de personeelsleden van de federale ministeries :
1° de haard- of standplaatstoelage;
2° de kinderbijslag;
3° [];
4° de eindejaarspremie;
(4°bis de integratiepremie;) <KB 2004-12-09/32, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-12-2002>
5° (…) <KB 2007-03-23/36, art. 28, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
6° de weddebijslag en de premie verschuldigd (in het raam van een verlof voor deeltijdse loopbaanonderbreking, van het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek of van het stelsel van de halftijdse vervroegde uittreding, zoals respectievelijk bedoeld in de artikelen VIII.XV.1 tot en met VIII.XV.6, VIII.XVI.1 en VIII.XVIII.1.)

Ook het K.B. van 13 januari 2006 – waarbij de copernicuspremie werd toegekend aan het CALOG-personeel – wordt door het K.B. van 9 april 2009 opgeheven.

De copernicuspremie voor het CALOG-personeel wordt afgeschaft en vervangen door één vakantiegeld dat verschilt van het federaal openbaar ambt, maar wel dezelfde vergoeding inhoudt als het vakantiegeld + de copernicuspremie voor de federale ambtenaren.

Dit ‘politie-vakantiegeld’ is ook van toepassing op het operationeel kader, doch wordt geleidelijk ingevoerd, om tot eenzelfde niveau als dat van het CALOG-personeel te komen in 2011. Artikel 3 en 4 van het K.B. van 29 april 2009 voorzien in een lager vakantiegeld (65%) in de uitbetalingsjaren 2009 en 2010 voor bepaalde leden van het operationeel kader die op 1 oktober 2008 de leeftijd van 57 jaar hebben bereikt, alsook voor de agenten van politie (in 2009 en 2010) en de inspecteurs van politie (enkel in 2010).

Aldus genieten beide kaders van de geïntegreerde politie met ingang van het jaar 2011 hetzelfde vakantiegeld, zodat de discriminatie zich heden niet meer voor doet.

Intussen raakte ook nog bekend dat tegen voornoemd K.B. van 29 april 2009 een vernietigingsberoep is ingediend bij de Raad van State.

 

DE COPERNICUSPREMIE – EEN SITUERING
Bij K.B. van 10 juli 2002werd voor de statutaire en contractuele personeelsleden van niveau 4 (D), 3 (D) en 2 (C), van de federale overheidsdiensten, de programmatorische overheidsdiensten, een aantal instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen van sociale zekerheid), de zogenaamde Copernicuspremie ingevoerd.

De premie werd ingevoerd vanaf het jaar 2002 en wordt als volgt berekend: Brutobedrag van het ‘enkel vakantiegeld’ Minus 92% van 1/12 bruto jaarwedde

Bij navolgende wijzigings- K.B.’s waarvan het eerste dateert van 7 mei 2003, is de copernicuspremie uitgebreid tot de hogere niveaus (A en B), met uitsluiting van de houders van een managementfunctie of een staffunctie. De premie werd voor deze hogere ambtenaren gradueel verhoogd om vanaf 2005 op eenzelfde niveau  (92%) te komen als dat van de lagere ambtenaren.

De Copernicuspremie introduceert een premie gealigneerd op het zogenaamde ‘dubbel vakantiegeld’ voor personeelsleden van de privésector (gecoördindeerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers en het K.B. van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers).

De invoering van het ‘dubbel vakantiegeld’ kadert binnen de ‘Copernicushervorming’ van de federale overheid, waarbij men onder meer een moderner personeelsbeleid binnen de federale administraties wou invoeren, gekoppeld aan een marktconforme verloning en betere loopbaan voor contractuele medewerkers.

Het doel van de copernicuspremie is dus om het vakantiegeld van de Personeelsleden van de federale en parastatale overheidsdiensten af te stemmen op het vakantiegeld van de werknemers uit de privé-sector. Het koninklijk besluit van 10 juli 2002 tot toekenning van een Copernicuspremie aan sommige personeelsleden van de rijksbesturen vult het vakantiegeld aan, waardoor het bedrag dat de ambtenaren als vakantiegeld uitgekeerd krijgen op 92 pct. van de brutomaandwedde wordt gebracht (cfr. Grondwettelijk Hof 2004/99, 2 juni 2004).

Voorheen hadden (federale) ambtenaren enkel recht op een zogenaamd ‘enkel vakantiegeld’ voorzien in het K.B. van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van ‘s lands algemeen bestuur.

 

DE COPERNICUSPREMIE VOOR HET ADMINISTRATIEF KADER VAN DE POLITIE (CALOG)
Bij K.B. van 16 januari 2003(intussen opgeheven), werd de copernicuspremie van toepassing verklaard op de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de politiediensten (de zogenaamde CALOG’ers)

Er werd aldus expliciet GEEN Copernicuspremie toegekend aan de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten.

Het onderscheid tussen beide kaders zou zijn ingegeven door het feit dat het CALOG-personeel zeer vergelijkbaar is met het federaal openbaar ambt, terwijl voor het operationeel kader unieke loonschalen en toelagen zijn ontwikkeld, dewelke al hoger zijn dan die van het CALOG-personeel.